“CRISPR-Cas9 bestaat al een tijdje maar heeft de laatste paar jaar pas echt een doorbraak gekend. Het heeft preklinisch onderzoek in het lab enorm geholpen. Veel van de ontwikkelingen die we daar hebben doorgemaakt zijn gemaakt met het idee dat het gemakkelijk in de mens kan worden toegepast. Dat wordt nu voor het eerst klinisch getoetst en dan zullen we zien of het veilig en effectief is.
We moeten wel bepalen waar we heen willen met deze technologie, want je hoort in de discussie dat mensen het een beetje spannend vinden. Niemand is erop tegen dat CRISPR-Cas9 uitbehandelde kankerpatiënten een laatste kans geeft, de discussie ligt meer in het kiembaanonderzoek. Wil je embryo’s aanpassen? En als je dat doet, wil je dan alleen ziektes voorkomen of maak je het kind ook meteen intelligenter? Het is lastig, want zo’n embryo kan geen toestemming geven. En er zijn nu al veel mogelijkheden zijn om genetische afwijkingen niet door te geven aan je kinderen. Je kunt ervoor kiezen om geen kinderen te krijgen, gedoneerde zaadcellen te gebruiken of screenen en eventueel een abortus doen. Bovendien kun je ook zwanger worden met PGD, dan selecteer je de gezonde embryo’s die geen afwijking hebben en plaatst die terug. Voor veel ziektebeelden is CRISPR-Cas9 dus niet de enige manier om gezonde kinderen te krijgen.”