“In algen zitten voldoende eiwitten. Afhankelijk van de soort en de groeiomstandigheden kunnen ze 25 tot 45% eiwit bevatten. Wat betreft het eiwitgehalte en voedingswaarde kunnen algen een prima onderdeel vormen van een vleesvervanger. De vleesvangers die nu in de supermarket liggen zijn een mengsel van verschillende ingrediënten. Ook algen kunnen vlees niet één op één vervangen, ze hebben zelf maar een beperkte structuur en geen ‘bite’. Als je ze samenperst tot een klont krijg je niet iets dat op vlees lijkt. Dus je moet er iets mee doen om het de nodige smaak en structuur te geven, want we zijn nu eenmaal gewend aan de structuur en smaak van het spierweefsel van dieren.
Algen worden nog weleens op één hoop gegooid. Er zijn macroalgen, de zeewieren die iedereen kent van sushi, en er zijn microalgen. Wij onderzoeken beide groepen en kijken bij de microalgen onder andere hoe we de eiwitten eruit kunnen halen en of deze eiwitten een bepaalde functionaliteit hebben, bijvoorbeeld of ze water kunnen binden of een emulsie kunnen vormen. Voordat algeneiwitten een weg vinden richting vleesvervangers zijn we nog wel een jaar of vijf verder. Een aantal algen mogen van de Europese voedselautoriteit EFSA in ieder geval toegepast worden in voeding, zoals de bekende algensoorten Chlorella en Spirulina.
Algen worden gezien als duurzaam. Ze gebruiken CO2 en licht om te groeien en ze kunnen worden geproduceerd op grond die ongeschikt is voor landbouw. Aan de andere kant gebruiken ze ook nutriënten, zoals stikstof en fosfaat, en kost het kweken energie. Er is al wel gerekend aan de levenscyclusanalyse, maar voor het duurzaamheidsgetal maakt het veel uit wat je wel en niet meeneemt in de analyses en waar je het mee vergelijkt. Voor productie van rundvlees moeten we veel veevoer importeren. Bovendien is de omzetting van plantaardig eiwit naar dierlijk eiwit niet echt efficiënt. Voor algen geldt hetzelfde als voor planten, het is een directe en dus hele efficiënte eiwitbron.”