In de zomer van 2018 volgde de ene hittegolf op de andere, dus vlogen de flessen zonnebrand de winkels uit. Hoewel zonnebrand smeren een goede gewoonte is, blijken sommige UV-filters in deze crèmes mogelijk schadelijk voor mens en milieu. Met name oxybenzone ligt vaak onder vuur. Maar wat is dit eigenlijk voor stof en moeten we ons zorgen maken?
Stand van zaken
Wat is oxybenzone?
Oxybenzone is de meer bekende naam van benzofenon-3, met structuurformule C14H12O3, uit de familie van de benzofenonen. Het is een lichtgele vaste stof die UV-straling kan opnemen. De stof staat vooral bekend als UV-A filter, hoewel hij ook deels UV-B absorbeert. Specifiek absorbeert oxybenzone tussen golflengtes van 270 tot 350 nanometer.
Waarvoor gebruiken we oxybenzone?
Omdat oxybenzone UV-straling absorbeert voegen sommige plasticfabrikanten het toe om UV-degradatie te voorkomen. Ook zit het in kleine hoeveelheden in sommige lotions, nagellak, haarlak en andere cosmetica als stabilisator.
De meest bekende toepassing van oxybenzone is toch wel als UV-filter in zonnebrand. Het absorbeert de UV-straling van zonlicht voor het diep in je huid kan doordringen en daar schade kan aanrichten. Meestal wordt het gebruikt in combinatie met andere UV-filters. Vooral Amerikaanse zonnebrandmerken bevatten vaak oxybenzone. In Europa zijn meer andere UV-filters toegestaan, dus hebben fabrikanten meer keuze. Volgens reguleringen mag je in onder andere de Europese Unie, Canada en de Verenigde Staten in ieder geval niet meer dan zes procent oxybenzone toevoegen aan zonnebrand.
Is het gevaarlijk voor de mens?
Het is mogelijk dat oxybenzone een allergische reactie veroorzaakt, maar dat is niet de reden dat sommige mensen zich zorgen maken. In 1997 bleek uit een onderzoek met vrijwilligers die zich insmeerden met oxybenzone-bevattende zonnebrand dat de stof door de huid wordt opgenomen en dat uiteindelijk 1 tot 2 procent in de urine terug te vinden is. Ook vonden Nadeem Janjua en zijn collega’s in 2004 de oxybenzone terug in het bloedplasma van hun vrijwilligers.
Oxybenzone komt dus aantoonbaar in ons lichaam terecht. Janjua zag echter geen opbouw van de stof in het bloedplasma. De stof leek wel een kortdurend effect te hebben op sommige hormonen zoals testosteron en estradiol. Dit wijst erop dat oxybenzone zich in het lichaam vergelijkbaar gedraagt als oestrogeen. Veel onderzoekers bekijken nu of dit ook kwaad kan, zoals bijvoorbeeld Margret Schlumpf in 2001. Zij voerden onvolgroeide ratten vier dagen lang een dosis van 1500 mg oxybenzone per kilogram rat. Uiteindelijk bleken de baarmoeders van deze ratten met zo’n 23% in gewicht waren toegenomen. Dit klinkt heftig, maar onderzoekers Steven Wang, Mark Burnett en Henry Lim berekenden dat de dosis die de ratten binnenkregen wel erg hoog was. In totaal zou een gemiddelde Amerikaanse burger meer dan 300 liter zonnebrand moeten smeren om tot dit gehalte te komen, wat neer komt op minstens 35 jaar smeren. En als je niet je hele lichaam insmeert met de 2 milligram per vierkante centimeter zoals aanbevolen, duurt het nog langer.
Is het gevaarlijk voor het milieu?
Oxybenzone heeft mogelijk effect op het milieu, bleek uit een Amerikaans onderzoek in 2015. Dat laboratoriumonderzoek toonde aan dat oxybenzone al in kleine concentraties hormoon verstorend werkt tijdens de ontwikkelingsprocessen van koraallarven. Deze larven kunnen dan niet meer uitgroeien tot volwassen koraal en dat kan wellicht effect hebben op het totale ecosysteem. In veel grotere concentraties kan het ook effect hebben op volwassen koraal, door de algen waar deze koralen in symbiose mee leven te doden. Maar deze concentraties komen waarschijnlijk in de praktijk niet voor.
Nu proberen onderzoekers te achterhalen in hoeverre oxybenzon in oceanen voorkomt. Badgasten die zich insmeren en daarna in de zee springen zorgen in ieder geval voor een bepaald gehalte oxybenzone in de zeeën en oceanen. Door getijden en de grote hoeveelheid water in de oceaan kan het natuurlijk ook zo zijn dat de stof meteen verdund voor het schade aan kan richten. Nederlandse onderzoekers Iris Schaap en Diana Slijkerman onderzochten dit in 2016 in de kustzone van Bonaire. Ze vonden dat de concentraties oxybenzone op sommige plekken in de buurt van het strand nog wel degelijk boven de risicowaardes uit kwamen die in de literatuur bekend zijn. Verder van de badplaatsen neemt de concentratie wel flink af, tot het uiteindelijk geen risico meer vormt. Of deze concentraties ook echt effect hebben op het koraal proberen Slijkerman en collega’s nu in vervolgonderzoek te achterhalen.
Toekomstbeeld
Voorlopig lijkt het gebruik van oxybenzone in zonnebrand volgens de onderzoekers dus niet veel kwaad te kunnen voor de mens. Voor het effect op het milieu blijven veel vraagtekens, meer onderzoek lijkt noodzakelijk. Natuurlijk pleiten sommige wetenschappers voor het voorzorgsprincipe en hebben ze liever dat de stof niet meer gebruikt wordt in zonnebrand om schade aan het milieu te voorkomen. Hawaii en Bonaire hebben recent al aangekondigd dat ze vanaf 2021 de stof willen verbieden, maar hoe ze dit precies willen uitwerken en handhaven is nog niet duidelijk. Eerder startte het WNF-NL samen met Boneiru Duradero al een awareness-campagne op Bonaire, en ondersteunt het verschillende onderzoeken van Wageningen Marine Research.
Zijn er dan geen alternatieven die net zo goed werken? Zoals gezegd zijn er meerdere UV-filters toegestaan in de Europese Unie, dus sommige merken adverteren inmiddels ook al met ‘oxybenzone-vrije’ zonnebrand. Een ICRI rapport uit 2018 laat zien dat titaniumdioxide en zinkoxide mogelijk betere alternatieven zouden zijn, aangezien deze stoffen voor zover bekend geen significante schadelijke effecten heeft. En onderzoekers kijken ook naar hele nieuwe UV-filters, zoals een nieuwe generatie organische filters, maar daar zijn nog weinig toxicologische studies naar gedaan. Zolang oxybenzone nog in zonnebrand blijft zitten lijkt het voor het milieu in ieder geval beter om je pas in te smeren als je het water uit bent, en je te beschermen met bv UV werende kleding of crèmes waar oxybenzone niet in zit.
Met dank aan Dr. Diana Slijkerman, onderzoeker bij Wageningen Marine Research